Regels voor payrolling gaan op de schop OKTOBER 2017
Als het aan het nieuwe kabinet ligt, wijzigen de regels voor payrolling en payrollwerknemers. Payrolling mag voor een werkgever geen instrument zijn om te concurreren op arbeidsvoorwaarden.
De formatiepartijen zijn niet tegen payrolling, maar vinden dat de constructie weer gericht moet zijn op het oorspronkelijke doel: het ontzorgen van werkgevers. Het is niet de bedoeling dat werkgevers de payrollconstructie benutten voor onderbetaling en concurrentie op arbeidsvoorwaarden. In het regeerakkoord geven de formatiepartijen aan dat zij daarom een aantal maatregelen willen nemen. Een nieuw wetsvoorstel moet onder meer regelen dat de soepelere arbeidsrechtelijke regels voor uitzendkrachten niet gelden voor payrollwerknemers. Met deze wijziging speelt het nieuwe kabinet in op een uitspraak van de Hoge Raad.
Gelijke arbeidsvoorwaarden voor payrollwerknemer
Het wetsvoorstel moet er ook voor zorgen dat de payrollwerknemer het recht krijgt op dezelfde primaire én secundaire arbeidsvoorwaarden als werknemers van de inlener. Dat is goed nieuws voor de linkse partijen PvdA, SP en GroenLinks, die met een initiatiefwetsvoorstel hetzelfde willen bereiken. Het wetsvoorstel past de definitie van de uitzendovereenkomst – ondanks dat de Hoge Raad vindt dat de overeenkomst met de payrollwerknemer daaronder kan vallen – niet aan. Wel geven de formatiepartijen aan dat zij kritisch naar payrolling gaan kijken ‘in het licht van het bij elkaar brengen van formeel en materieel werkgeverschap’. Daarbij is een wijziging van de definitie van de uitzendovereenkomst (uit artikel 7:690 van Burgerlijk Wetboek) wel bespreekbaar. Uitzendwerk en detachering staan in tegenstelling tot payrolling niet ter discussie. Voor het wetsvoorstel en een herziening van payrolling gaat het kabinet in overleg met de sociale partners.