Tips voor de ondernemers in de inkomstenbelasting NOVEMBER 2020
Wat kan jij als ondernemer dit jaar nog regelen om fiscaal beter uit te komen? Het is voor veel ondernemers een bewogen jaar. Ben je geraakt door de coronacrisis, dan kan je te maken krijgen met een slecht resultaat. Andere ondernemers verwachten juist een goede winst over 2020. In deze eindejaarstips houden we rekening met beide situaties.
Vraag op tijd bijzonder uitstel van belastingbetaling aan
Ben jij met jouw bedrijf in betalingsproblemen gekomen door de coronacrisis? Je kan nog tot en met 31 december 2020 bijzonder uitstel van belastingbetaling aanvragen. Ook kan je de eerdere aanvraag voor bijzonder uitstel van belastingbetaling verlengen. De regeling voor dit bijzonder uitstel van betaling eindigt uiterlijk op 31 december 2020. Vraag het uitstel of de verlenging op tijd aan.
Wanneer jouw bijzonder uitstel afloopt, moet je bij de eerstvolgende aangiften en aanslagen jouw belasting weer op tijd betalen. Vanaf 1 juli 2021 begint de afbetaling van de openstaande belastingbedragen waarvoor jij vanwege de coronacrisis uitstel van belastingbetaling hebt gekregen. Je krijgt hiervoor 36 maanden de tijd.
Vervroeg de aankoop van een (bedrijfs)pand
Bij aankoop van onroerend goed ben jij overdrachtsbelasting verschuldigd. Voor niet-woningen is het tarief 6%. Per 2021 gaat dit tarief met 2%-punt omhoog naar 8%. Het is daarom aan te bevelen de voorgenomen aankoop (en levering) van een bedrijfspand zo mogelijk nog vóór 2021 te realiseren.
Ook bij de aankoop van woning (die voor de koper geen hoofdverblijf wordt) geldt vanaf 2021 een tarief van 8%. Op deze manier wil het kabinet het beleggen in woningen door bedrijven afremmen. Was je van plan met jouw bedrijf te investeren in woningen, bijvoorbeeld ter belegging of om jouw werknemers van geschikte woonruimte te kunnen voorzien? Bespreek dan met de verkoper en de notaris of het mogelijk is dat dat de levering nog dit jaar plaatsvindt. Na dit jaar krijg je bij deze woningen te maken met een stijging van de overdrachtsbelasting van 6%-punt over de waarde van de woningen.
Voorkom verliesverdamping
Beoordeel of jouw ondernemingsverlies uit het verleden nog op tijd kan worden verrekend. Jouw ondernemingsverlies in de inkomstenbelasting kan jij verrekenen met positieve inkomsten in box 1 uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.
Tip!
Dreigt jouw verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om jouw winst dit jaar te verhogen. Je kunt bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Overleg met jouw adviseur over de mogelijkheden.
Houd bij winstbepaling rekening met toeslagen
Als ondernemer in de inkomstenbelasting heb je mogelijkheden om de hoogte van jouw winst op het einde van het jaar voor een deel zelf beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan de keuze voor wel of niet versneld afschrijven voor starters en voor Vamil (milieu-investeringen), het wel of niet toevoegen aan de oudedagsreserve en aan het wel of niet vormen van voorzieningen en reserves (zoals een kostenegalisatiereserve of herinvesteringsreserve).
Houd bij deze beslissingen altijd rekening met jouw eventuele recht op toeslagen, nu en in de toekomst. Heb je bijvoorbeeld dit jaar geen recht op toeslagen, maar volgend jaar wel omdat je dan een huurwoning betrekt of gebruik gaat maken van kinderopvang? Dan kan je waarschijnlijk beter wachten tot volgend jaar met maatregelen om jouw winst te verlagen. Natuurlijk moet je dat alleen doen als het verschil de moeite waard is en het financieel verantwoord is.
Let op!
Stel dat je door het schuiven met inkomsten (binnen de wettelijke mogelijkheden) en/of aftrekposten jouw winst volgend jaar met € 10.000 kunt verlagen waardoor jouw inkomen geen € 35.000 bedraagt, maar € 25.000. Als je volgend jaar ook een huurwoning betrekt en voor twee kinderen kinderopvang afneemt, dan kan dit jou zomaar ruim € 3.200 aan extra toeslagen opleveren.
Houd rekening met de vermogenstoets toeslagen
Heb je in 2020 een laag inkomen, dan kan je recht hebben op een of meer toeslagen. We kennen de zorgtoeslag, de huurtoeslag, de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. Voor alle toeslagen, behalve de kinderopvangtoeslag, geldt een zogenaamde vermogenstoets. Dit betekent dat je geen recht heeft op de toeslag als jouw vermogen te groot is. De toetsdatum is 1 januari. Voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget geldt voor 2020 een toetsvermogen van maximaal € 116.613. Heb je een partner, dan geldt een maximum van € 147.459. Voor de huurtoeslag geldt een maximumvermogen van € 30.846 (respectievelijk € 61.692 alsje een partner hebt). De genoemde maxima zullen voor het jaar 2021 iets hoger liggen.
Tip!
Heb je een vermogen rond de genoemde maxima én recht op een of meer toeslagen, dan kan het raadzaam zijn jouw vermogen te drukken. Bijvoorbeeld door een deel van jouw hypotheek af te lossen of een geplande, grotere aankoop naar voren te halen. Ook kan het voor ondernemers raadzaam zijn om binnen de fiscale mogelijkheden minder vermogen uit het bedrijf naar privé over te brengen.
Let op de hoogte van jouw winst 2020
Aan het eind van het jaar heb je meer duidelijkheid over jouw winstpositie. Beoordeel of jouw winst in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht kom je in de inkomstenbelasting in het hoogste tarief (49,50%). Het kan dan voordelig zijn om jouw winst te verlagen door bijvoorbeeld een geplande investering naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op jouw totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.
Tip!
Wijkt jouw winst af, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag aan. Hiermee voorkom je belastingrente op aanslag. De belastingrente inkomstenbelasting was tijdelijk vanwege de coronacrisis 0,01%, maar is sinds 1 oktober 2020 weer 4%. Bij een teruggave voorkom je dat jouw geld onnodig uitstaat bij de Belastingdienst.
Optimaliseer jouw kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
Als je gebruik wilt maken van de investeringsaftrek is er een aantal zaken waar je rekening mee moet houden.
• Het percentage aan aftrek is in 2020 het hoogst als het totaal aan jaarinvesteringen ligt tussen € 2.400 en € 58.238. Het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (geven opdracht, ondertekening offerte e.d.) is beslissend voor het investeringsmoment. Het plannen, als dat mogelijk is, spreiden van investeringsverplichtingen loont vaak de moeite.
• Om de investeringsaftrek in de aangifte inkomstenbelasting 2020 mee te mogen nemen, moet je het bedrijfsmiddel in 2020 in gebruik nemen óf je moet op het bedrijfsmiddel voldoende aanbetalen.
• Neem je niet in 2020 in gebruik en betaal je niet het bedrag van de aftrek, dan schuift de aftrek (deels) door naar latere jaren. Afhankelijk van jouw verwachte winst kan het aantrekkelijk zijn nog in 2020 een aanbetaling te doen. Let daarbij wel op risico’s bij faillissement van de leverancier.
Let op!
Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen 12 maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Doe je dit niet, dan komt de hele investeringsaftrek te vervallen (tenzij er sprake is van overmacht).
Let op!
Soms mag je bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven, zoals bedrijfsmiddelen die op de Milieulijst staan. Heb je deze nog niet in gebruik genomen, dan kan je toch willekeurig afschrijven over maximaal het bedrag dat je in het jaar van investeren hebt betaald. Let er hierbij op dat deze betaling moet plaatsvinden naast het betalingsbedrag om de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek te benutten.
Let op!
Heb je sinds 1 oktober 2020 investeringen gedaan in nieuwe bedrijfsmiddelen waarmee je in aanmerking komt voor de (nog in te voeren) Baangerelateerde Investeringskorting (BIK)? Bij een volledige betaling in 2020 heb je voor je investeringen van het vierde kwartaal van 2020 geen recht meer op de BIK. Zorg er daarom voor dat je per bedrijfsmiddel een gedeelte pas in 2021 betaalt.
De BIK is nog een wetsvoorstel, mogelijk wijzigt deze regeling nog.
Lees meer
Heb je in de afgelopen vijf jaar (dus in de periode tussen 2016 en 2020) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoop je het bedrijfsmiddel weer of ruilt je het in, dan krijgt je mogelijk te maken met een desinvesteringsbijtelling. Dit betekent dat je een gedeelte van de investeringsaftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht, als dat kan, met de desinvestering tot de vijfjaarsperiode voorbij is.
Let op!
Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Onder andere bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer.
Maximale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek bij firma benutten
De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA of investeringsaftrek) is bedoeld om investeringen tot een totaal jaarbedrag van € 323.544 (2020) te bevorderen. De hoogte van de investeringsaftrek is afhankelijk van het totale jaarlijkse investeringsbedrag. Er gelden wel voorwaarden, waaronder een minimaal investeringsbedrag van € 2.401 in 2020 (€ 100 hoger dan in 2019). De KIA krijg je bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop je moet afschrijven. Dit betekent dat het bedrijfsmiddel minstens € 450 moet kosten. Investeer je in 2020 in totaal dus voor € 2.401 of meer aan bedrijfsmiddelen die afzonderlijk € 450 of meer kosten, dan heb je recht op de KIA.
Tip!
Zit je dit jaar met jouw investeringen net onder de minimumgrens van € 2.401, dan kan het lonend zijn een voorgenomen investering iets te vervroegen zodat je toch voor de KIA in aanmerking komt. Het kan zomaar 28% KIA opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen.
De investeringsaftrek is sinds 2010 niet altijd een percentage van dit investeringsbedrag. Bij totale jaarinvesteringen tussen de € 58.238 en € 107.848 (2020) geldt een vast maximumbedrag van € 16.307 (2020). Het was onduidelijk hoe de KIA moest worden berekend bij investeringen in personenvennootschappen (zoals een vennootschap onder firma of maatschap). De Hoge Raad heeft onder andere beslist dat als de KIA op basis van het totaal aan investeringen van een vennoot uitkomt op het vaste maximumbedrag, die vennoot individueel recht heeft op dit maximumbedrag. Het vaste bedrag van € 16.307 hoeven de vennoten in dat geval niet te verdelen.
Vanaf 2021 wordt de mogelijkheid van de maximale KIA per vennoot gerepareerd. Dit betekent dat er in 2020 nog mogelijkheden zijn om het arrest te benutten. Investeer je in 2020 met jouw vennootschap onder firma tussen de € 58.238 en € 107.848? Laat je dan adviseren over de mogelijkheid om de investeringen zo te verdelen dat je het maximale bedrag aan KIA krijgt.
Meer kleinschaligheidsinvesteringsaftrek bij meer dan één onderneming
Het kabinet heeft duidelijk gemaakt dat de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) per onderneming wordt berekend en toegepast. Dit betekent dat een ondernemer die meerdere ondernemingen heeft, voor alle ondernemingen apart de KIA mag berekenen.
De verduidelijking pakt meestal voordelig uit. Een investering van bijvoorbeeld € 100.000 in één onderneming (KIA: € 16.307) levert namelijk minder KIA op dan twee investeringen van € 50.000 in twee aparte bedrijven (KIA: 28.000). Heb jij meerdere ondernemingen, dan is het voor een hogere KIA dus van belang de KIA per onderneming te berekenen en te claimen.
Let op: het is pleitbaar dat de verduidelijking van de KIA ook voor de belastingjaren vóór 2021 geldt.
Maak gebruik van de nieuwe BIK-regeling
Vanwege de coronacrisis is er een nieuwe, fiscale investeringssubsidie geïntroduceerd: de Baangerelateerde investeringskorting (BIK). De BIK geldt voor investeringsverplichtingen aangegaan in de periode 1 oktober 2020 t/m 31 december 2022 voor nieuwe bedrijfsmiddelen. De BIK kan verrekend worden met de loonheffing en is dus alleen interessant voor bedrijven met personeel. Door deze systematiek is het voordeel van de regeling niet afhankelijk van de hoogte van de winst.
Via de BIK kan tot en met 31 december 2021 van een investering 3% van het investeringsbedrag tot €5 miljoen worden verrekend met de loonheffing. Bij een hoger investeringsbedrag is van het meerdere 2,44% te verrekenen. Dit pakt dus gunstig uit voor kleinere investeringen. De percentages voor het jaar 2022 staan nog niet vast. De BIK kan per jaar vier keer worden aangevraagd. Er geldt per aanvraag een ondergrens van € 20.000 en per bedrijfsmiddel een ondergrens van € 1.500.
De BIK kan worden verkregen naast de bestaande investeringsregelingen, de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, de milieu-investeringsaftrek en de energie-investeringsaftrek. De BIK geldt – zoals gezegd – alleen voor investeringen in nieuwe bedrijfsmiddelen. De investeringen moeten uiterlijk tussen 1 januari 2021 en 31 december 2022 zijn betaald en ook binnen zes maanden na volledige betaling in gebruik worden genomen. Verder geldt er een aantal voorwaarden die vergelijkbaar zijn met die van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Bedrijven die investeren kunnen de BIK aanvragen bij de RVO. Na ontvangst van een BIK-verklaring kan de BIK worden verrekend met de loonheffing.
Tip!
Investeringsverplichtingen aangegaan ná 1 oktober 2020 tellen mee voor de BIK, maar slechts indien de laatste betaling voor de investering is gedaan in 2021. Het loont daarom de moeite om te beoordelen of de laatste betaling verschoven kan worden naar begin 2021.
Vorm een herinvesteringsreserve voor een verkocht bedrijfsmiddel
Heb je een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kan je de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. Dit zijn belangrijke spelregels:
• Voorwaarde is dat je een herinvesteringsvoornemen hebt en houdt. Je kunt de herinvesteringsreserve in stand houden voor maximaal drie jaar na het jaar waarin je het bedrijfsmiddel hebt verkocht.
• Investeer je binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boekt je de herinvesteringsreserve af op de aanschafkosten van het nieuwe bedrijfsmiddel.
• Investeer je niet op tijd in een ander bedrijfsmiddel, dan valt de herinvesteringsreserve aan het einde van het derde jaar in de winst.
• Voor de afboekingsmogelijkheden gelden voorwaarden, bij afboeking op een herinvestering in een lang (>10 jaar) of niet afschrijfbaar bedrijfsmiddel geldt dat de herinvesteringsreserve moet zijn ontstaan door verkoop van een bedrijfsmiddel met dezelfde economische functie. Daarnaast is er een minimumboekwaarde-eis.
• Je kunt jouw herinvesteringsvoornemen om de herinvesteringsreserve in stand te houden aannemelijk maken door bijvoorbeeld offertes aan te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel. Laat je hierover goed informeren.
Laat jouw herinvesteringsreserve niet onnodig vrijvallen>
Laat de termijn voor een al gevormde herinvesteringsreserves niet ongemerkt verlopen. Een herinvesteringsreserve die jij hebt gevormd in 2017, moet je nog vóór 31 december 2020 benutten. Ga hiervoor op tijd herinvesteringsverplichtingen aan.
Let op!
Op de termijn van drie jaar waarbinnen je moet herinvesteren, bestaan twee uitzonderingen. De eerste is als vanwege de aard van het bedrijfsmiddel meer tijd nodig is. De tweede uitzondering is van toepassing als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de aankoop is vertraagd. Er moet op zijn minst een begin van uitvoering met de aankoop zijn gemaakt De Belastingdienst kan vragen om bewijsstukken. Als je termijn gaat verlopen en je hebt meer tijd nodig voor de herinvesteringen, schakel dan een adviseur in om vooraf van de Belastingdienst een goedkeuring voor een langere termijn te krijgen.
Laat liquiditeiten zoveel mogelijk in jouw onderneming
Liquiditeiten met een laag rendement, zoals jouw bedrijfsbankrekening, kan je beter pas na 31 december overbrengen naar je privévermogen. Op die manier voorkom je de relatief hoge belasting in box 3. Hierbij wordt gekeken naar o.a. jouw banksaldi in privé op 1 januari 2021.
Andersom is het verstandig om liquiditeiten die je nodig hebt in jouw onderneming vanuit privé vóór 31 december van dit jaar over te maken naar jouw bedrijfsrekening. Als voorwaarde voor liquide middelen in de onderneming geldt dat ze niet duurzaam overtollig mogen zijn. Je moet dus aannemelijk kunnen maken dat je de banksaldi nodig hebt voor de onderneming (voor investeringen of als buffer om verplichtingen na te kunnen komen). De coronacrisis heeft laten zien dat een extra buffer in de onderneming van levensbelang kan zijn. Het bewijs dat de middelen nodig zijn voor de onderneming is met de huidige crisis eenvoudiger te leveren.
Voldoende liquiditeiten zorgen ook voor een hoger ondernemingsvermogen, wat ook belangrijk kan zijn voor een toevoeging aan de fiscale oudedagsreserve.
Let op!
Pas op voor de antimisbruikmaatregelen tegen boxhoppen. Vermogen dat voor 1 januari vanuit box 3 naar de onderneming wordt overgebracht én dat niet langer dan zes aaneengesloten maanden binnen deze box wordt gebruikt, rekent de fiscus toe aan beide boxen. Dubbel belasting betalen is het gevolg. Voor vermogen dat langer dan drie maanden, maar minder dan zes maanden van box is verwisseld, heb je de mogelijkheid de dans te ontspringen door de zakelijke motieven te bewijzen.
Welke beloning voor jouw meewerkende partner?
Is jouw partner niet bij jou in loondienst, maar werkt hij of zij wel mee in het bedrijf, dan kan je hiermee fiscaal rekening houden. Je kunt kiezen voor de meewerkaftrek, een percentage van de winst dat afhankelijk is van het aantal meegewerkte uren. Je kunt ook kiezen voor een arbeidsbeloning. Dit moet een reëel uurloon zijn voor de verrichte werkzaamheden en moet in een jaar minimaal € 5.000 te bedragen. Een derde mogelijkheid is dat je een man/vrouw-firma aangaat met je partner. Hieraan zitten voor- en nadelen, laat je hierover adviseren.
Let op!
De meewerkaftrek heeft geen gevolgen voor het inkomen van jouw partner. De arbeidsbeloning wel, want jouw partner wordt hier zelf voor belast en betaalt hier ook premies Zvw over. Bereken wat voor jullie de voordeligste optie is en pas deze toe. Je mag jaarlijks voor een andere beloningsvorm kiezen als je dat wilt. Zorg wel dat je een eventuele arbeidsbeloning schriftelijk vastlegt en ook daadwerkelijk betaalt. Voor de meewerkaftrek is dat niet nodig.
Let op!
In een zaak die binnenkort door de Hoge Raad wordt beoordeeld, is de vraag aan de orde of de minimale beloning van € 5.000 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Een ondernemer had zijn echtgenote een beloning van slechts € 1.500 toegekend, maar de aftrek op de winst werd door de inspecteur niet geaccepteerd. De adviseur van de Hoge Raad, de advocaat-generaal, is van mening dat het niet in aftrek van de winst toelaten van beloningen tot € 5.000 in strijd is met de rechtsgelijkheid.
Bijtelling delen met jouw partner?
Werkt jouw partner mee in jouw onderneming en valt hij of zij in een lagere belastingschijf? Dan kan het voordelig zijn de bijtelling voor de auto te delen met jouw partner. Je betaalt dan samen mogelijk minder belasting. Valt jouw inkomen in de hoogste schijf (49,5%) en dat van jouw partner in schijf 1 (37,1% in 2021), dan behaal je een tariefvoordeel. De gezamenlijk te betalen belasting wordt ook beïnvloed door de heffingskortingen. Het toedelen van een deel van de bijtelling aan jouw partner kan tot hogere, maar ook tot lagere heffingskortingen leiden. Bereken daarom vooraf of een verdeling van de bijtelling het gewenste voordeel oplevert.
Let op!
Een verdeling is fiscaal aanvaardbaar als aannemelijk is dat jouw partner de auto ook gebruikt voor de werkzaamheden in het bedrijf en privé.
Werk volgens de modelovereenkomst
Als jij een derde inhuurt voor het verlenen van diensten, kan jij via een door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomst zekerheid krijgen over een dienstbetrekking is. Maak je gebruik van een modelovereenkomst, dan heb je alleen vrijwaring voor het inhouden en afdragen van loonheffingen als ook werkelijk volgens die overeenkomst wordt gewerkt. Wordt in de praktijk anders gewerkt dan wat in de overeenkomst staat, dan vervalt de vrijwaring en kan de Belastingdienst alsnog op dat moment beoordelen of er sprake is van een dienstbetrekking. Je loopt daarbij het risico forse naheffing van loonheffingen.
De Belastingdienst heeft aangegeven dat zij tot 2021 in principe niet naheffen en geen boetes opleggen als er achteraf sprake blijkt te zijn van een dienstbetrekking waarvoor jij als opdrachtgever geen loonheffing en premies werknemersverzekeringen hebt ingehouden en afgedragen. Dit is anders bij een (fictieve) dienstbetrekking én evidente en opzettelijke schijnzelfstandigheid. Vanaf oktober 2019 heeft de Belastingdienst het toezicht op naleving van de wettelijke voorschriften verscherpt. Ook worden er aanwijzingen gegeven als er bij controle toch sprake blijkt van een dienstbetrekking. Op grond van deze aanwijzingen moet je de situatie dan binnen drie maanden aanpassen. Gebeurt dit niet, dan kan de Belastingdienst jou toch naheffingen en boetes opleggen. Hoe er met naheffingen en boetes vanaf 2021 wordt omgegaan, is nog niet bekendgemaakt.
Let op!
Het kabinet Rutte III heeft eerder aangekondigd de Wet DBA, de wet waar de modelovereenkomst uit voortkomt, te vervangen. De Wet DBA is in 2016 ingevoerd om de VAR (Verklaring arbeidsrelatie) te vervangen. De Wet DBA zorgt voor te veel onzekerheid en onrust onder zzp’ers en hun opdrachtgevers. In plaats daarvan komt er een nieuwe wet, die opdrachtgevers en echte zzp’ers zekerheid geeft dat geen sprake is van een dienstbetrekking. Daarbij wordt gewerkt met een webmodule. Met de antwoorden op vragen in deze webmodule wordt vastgesteld of er wel of niet sprake is van een dienstbetrekking.
Zet jouw stakingswinst om in een lijfrente
Staak je jouw onderneming in 2020? Voorkom dan directe afrekening door de stakingswinst om te zetten in een lijfrente. Betaal je de premie in 2021, dan is de lijfrente nog aftrekbaar in 2020, mits je betaalt vóór 1 juli 2021. Het is ook mogelijk om de oudedagsreserve (FOR) om te zetten in een lijfrente, hierbij geldt dezelfde termijn.
De verdere tariefsverlaging van de komende jaren maken de aankoop van een lijfrente extra aantrekkelijk. Je trekt nu immers jouw storting af tegen wellicht een hoger percentage dan waartegen de lijfrenteuitkeringen straks worden belast.
Let op!
De betaalde lijfrentepremie vermindert de te betalen belasting, maar niet de te betalen Zvw-premie. Over de te zijner tijd te ontvangen uitkering betaal je echter ook premie Zvw. Om dubbele heffing te voorkomen, heeft de Hoge Raad beslist dat wanneer voor de FOR een lijfrente wordt gekocht, het aankoopbedrag van de lijfrente het premie-inkomen voor de Zvw verlaagt. Daardoor betaalt je minder Zvw-premie.
De verlaging van het inkomstenbelastingtarief voor aftrekposten naar het tarief van de eerste schijf geldt niet voor de aftrek van lijfrentepremies. Aftrek tegen het hoge tarief is nog steeds mogelijk.
Bron: Alfa accountants en adviseurs | Arne de Beer